Twee van mijn cliënten in de particuliere thuiszorg voelen zich nu al een jaar helemaal geïsoleerd van hun omgeving. Doordat de kinderen van deze ouderen er op staan dat hun ouders thuis blijven en geen DIRECT contact met hun hebben, kwijnen ze weg.
Eén cliënt (75 jaar, sociaal, invoelend en communicatief ontwikkeld) heeft al een jaar lang haar eigen volwassen kinderen niet meer omhelsd en haar kleinkinderen niet meer dichtbij gehad. Kleinkind over de bol aaien of op schoot hebben is er natuurlijk al helemaal niet meer bij! En dat terwijl kleine kinderen zo veel energie en levensvreugde kunnen geven.
Ze zegt dat ze veel kan hebben, maar dat het gebrek aan liefdevolle aanraking haar nu echt nekt. Het geeft haar dagelijks veel verdriet. Innerlijk voelt ze zich dood gaan, vertrouwde ze me toe.
De andere cliënt (95 jr, introvert, rationeel) deed 2x per week zelf de boodschappen om vers eten te bereiden. Dit doet nu zijn dochter voor hem. Hij snakt naar vrijheid, want hij is overgeleverd aan haar manier van boodschappen uitzoeken en in zijn beleving komt hij nu nergens meer. Zijn autonomie is hem uit goed bedoelde redenen afgenomen. Hij voelt zich gevangen zitten en wacht en wacht maar tot ‘het’ over gaat. Wandelen is geen alternatief om buiten te zijn. Hij is zo slecht ter been dat hij alleen de straat uit en weer terug kan lopen.
Hij wordt steeds somberder. Naar mijn idee zou hij zo veel meer kwaliteit van leven hebben als hij weer zelf de boodschappen kon doen. Welk gevaar schuilt daar nu in als hij op rustige tijden gaat? Dat zou hem weer plezier en autonomie geven. En dat is goed voor zijn weerstand! In het ergste geval verkort het zijn leven, maar dan gaat hij tevreden dood.
Volgens mij spannen de goedbedoelde maatregelen het paard achter de wagen.
Waar gáát het nu eigenlijk om? Dat ze kost wat kost zo lang mogelijk leven, of dat ze kwaliteit van leven hebben?
Die kwaliteit is op dit moment flink gedaald, helaas.
‘Marian’, Particuliere thuiszorgmedewerker